Scheiden: de partners, de kinderen en de contacten
17 april 2006 door 1Ouder
Per jaar gaan in Nederland ongeveer 100.000 paren die gehuwd of niet-gehuwd samenwonen uit elkaar. Jaarlijks zijn naar schatting tussen de 50.000 en 60.000 kinderen betrokken bij de scheidingen. Als reden voor scheiding worden relatief vaak problemen in de relatiesfeer genoemd. Vooral bij ongehuwd samenwonenden is het ook de onverenigbaarheid van de toekomstplannen van beide partners die tot een scheiding leidt. De aanwezigheid van kinderen bepaalt mede of er later nog contact is tussen de ex-partners.
Kinderen en scheiding
Het aantal kinderen onder de 18 jaar dat is betrokken bij een echtscheiding bedraagt de laatste jaren bijna 35.000 per jaar. Het aantal kinderen dat betrokken is bij een flitsscheiding ligt jaarlijks op bijna 5.000. Naar schatting 18.000 kinderen zijn betrokken bij verbrekingen van niet-gehuwde samenwoonrelaties. Per jaar maken dus tussen de 50.000 en 60.000 kinderen een scheiding van hun ouders mee. Uit het onderzoekt blijkt dat bijna 80 procent van de kinderen na de scheiding bij de moeder woont en ruim vijf procent bij de vader. Coouderschap, waarbij het kind deels bij de vader en deels bij de moeder woont, komt in 15 procent van de gevallen voor. Een klein deel van de kinderen gaat na de scheiding hun ouders zelfstandig wonen. Uit eerder onderzoek is gebleken dat het co-ouderschap nog relatief weinig voorkomt, maar dit kan maken hebben met het feit dat de gegevens betrekking hadden op jaren waarin het co-ouderschap nog in de kinderschoenen stond.
Over het co-ouderschap wordt door mannen en vrouwen verschillend gerapporteerd
(zie tabel). De vraag met de inleiding
‘Soms wordt er na het beëindigen van een relatie een regeling getroffen
waarbij kinderen deels bij de ene ouder en deels bij de andere ouder wonen, het zogenaamde co-ouderschap. Was
er bij uw kinderen sprake van deze regeling?’
wordt door mannelijke respondenten in een kwart van de gevallen
bevestigend beantwoord. Voor vrouwen ligt dit aandeel op tien procent. Het vermoeden bestaat dat vaders de
antwoorden enigszins overschatten, door de omgangsregeling als co-ouderschap te interpreteren. Men kan hierbij
denken aan vaders bij wie de kinderen één keer in de veertien dagen het weekend doorbrengen.
Bij moeders zou van een onderschatting sprake kunnen zijn. Gezien de diversiteit aan regelingen en afspraken is het moeilijk
om één model te geven voor coouderschap. Hoe de uiteindelijke regeling eruit zal zien, hangt af van de kwaliteit van
de relatie tussen de ouders, van de afstand tussen de huizen van de ouders en van een eventuele nieuwe relatie
van een of beide ouders. Een andere variant is dat niet de kinderen, maar de ouders van huis wisselen.
|
Man |
Vrouw |
Totaal |
Co-ouderschap |
23 % |
10 % |
15% |
Wonen bij vader |
10 % |
3 % |
6 % |
Wonen bij moeder |
65 % |
96 % |
76 % |
Zelfstandig/familie/overige |
3 % |
1 % |
2 % |
|
|
|
|
Aantal respondenten |
305 |
435 |
740 |
Contact ex-partners
De aanwezigheid van thuiswonende kinderen bij het verbreken van de relatie bepaalt in belangrijke mate of er later wel of geen contact is tussen de ex-partners. Zijn er geen kinderen bij de scheiding betrokken, dan heeft 40 procent van de ex-partners geen contact meer met elkaar. Zijn er wel kinderen bij betrokken, dan is dit bij 20 procent van de ex-partners het geval. Opvallend is dat bij de aanwezigheid van kinderen het contact tussen de ouders vaak slecht is (34 procent). De helft van de ex-partners heeft redelijk tot goed contact met elkaar, ongeacht de aanwezigheid van kinderen.
Uit de uitkomsten van het onderzoek kan worden afgeleid dat jaarlijks 11.000 kinderen worden geconfronteerd met gescheiden ouders die geen contact meer met elkaar hebben, en ongeveer 19.000 kinderen met gescheiden ouders die een slecht onderling contact hebben.
Bron:
Onderzoek Gezinsvorming CBS; scheiden: de partners, de kinderen en de contacten - Arie de Graafander nieuws |
|
 |